Toen mijn schoonvader overleed, en we zijn huis en spullen doorzochten, viel me op hoeveel spullen hij in de loop der jaren had verzameld. Ik weet niet meer wat het triggerde, maar de overeenkomsten tussen zijn lijf en zijn huis viel me op. Na het overlijden van zijn vrouw, 10 jaar daarvoor, is hij zichzelf wat gaan verwaarlozen. hij rookte al heel zijn leven zware shag, maar ging nu meer ongezond eten, soms teveel drinken, altijd de auto pakken. Maar ook weinig sociale contacten buiten de kaartclub één keer per week, oude kleren niet weggooien, geen nieuwe kleren dragen.
Uit dagboeken die ik vond, bleek dat hij depressief was, en het zijn vrouw verweet dat ze hem verlaten had. Hij leek zelfs wel boos op haar. Hij was niet meer in contact met het volle spectrum van zijn gevoelens, net zoals hij bepaalde gedachtestromen had buitengesloten.
En net zo was zijn huis: op zolder nieuwe T-shirts in de kast, in de slaapkamer de oude dekens op het bed, met gaten en dun geworden. Versleten en smerig kussen, terwijl hij ruim voldoende pensioen kreeg en spaargeld had om er een chique Auping neer te zetten. Kasten vol met ongebruikte spullen. 3 Stofzuigers in de kast, maar het was duidelijk dat er al jaren geen bezem meer door het huis gehaald was. Wat hij gebruikte was schoon, zodat het op het eerste oog leek of hij goed voor zichzelf zorgde. Hij waste zichzelf en zijn kleren, zorgde dat hij er, ondanks de oude kleren, verzorgd uit zag, zodat wij bij onze bezoeken niets in de gaten hebben.
En zo kijk ik de laatste jaren nogal eens naar mijn huis, om te leren wat het zegt over mijn lijf. Het ging een tijdje niet zo lekker, en nu ik aan het opruimen ben, zie ik dat ik in die tijd niet alleen mijn lijf vol stopte met rotzooi, maar ook mijn huis. Om eerlijk te zijn: mijn huis is nog steeds een chaos, en soms niet schoon. De zolder, mijn hoofd, zit nog volgepropt met spullen (gedachten) die niet goed voor mijn huis (en voor mij) zijn. De echte juweeltjes, waar ik elke dag naar zou willen kijken, zitten verstopt achter dozen met 'dat is nog goed, dat moet je bewaren', en 'daar kun je vast nog wel een keer iets mee'.
Mijn kledingkast? Ik denk dat ik de helft al een paar jaar niet meer heb gedragen, of misschien 1 of 2 keer in een jaar. Ik troost me met de gedachte dat het erger is geweest. Ik geef mezelf de tijd om te zien 'dit is wie ik ben, dit is wat ik doe'.
Mijn buik, de begane grond, is één grote, volle, chaos. Regelmatig word ik er verdrietig van dat ik zoveel spullen niet weg wil gooien, terwijl ik elke keer ervaar dat het me niet brengt bij de ruimte die werkelijk van mij is. Want ook, dit is hoe mensen mij kennen! Wat zullen ze wel niet van me vinden als er een kale, lege, holle, kille kamer overblijft.
Ik maak een diepe buiging voor mijn huis, mijn lijf. Dit is wat ik doe, dit is wat ik (niet) leef.
Mijn lijf is mijn huis, mijn huis is mijn lijf
een ogenblik in mij
opruimen systemisch werken